|   Alle Sprachen   
EN   SV   IS   RU   RO   FR   IT   SK   NL   PT   FI   LA   ES   HU   NO   BG   HR   CS   DA   TR   PL   EO   SR   SQ   EL   BS   |   FR   SK   IS   ES   NL   HU   RO   PL   SV   NO   RU   FI   SQ   IT   DA   CS   PT   HR   BG   LA   EO   SR   BS   TR   EL

Duits-Nederlands woordenboek

Deutsch-Niederländisch-Übersetzung für: [Akk]
  äöüß...
  Optionen | Tipps | FAQ | Abkürzungen

LoginRegistrieren
Home|New Website|About|Vokabeltrainer|Fachgebiete|Benutzer|Forum|Mitmachen!
Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch: [Akk]

durch [+Akk.] [mittels]
via {prep} [door bemiddeling van]
über [+Akk.] [einen Ort passierend (z. B. über München reisen); mittels, per (z. B. über Satellit), durch Vermittlung (z. B. über einen Freund)]
via {prep}
per [+Dat. od. +Akk.]
via {prep} [per]
etw.Akk. verpassen
iets missen {verb} [niet bereiken]
etw.Akk. fordern
iets eisen {verb}
etw.Akk. kosten [probieren] [Essen]
iets proeven {verb}gastr.
etw.Akk. hinzufügen
iets toevoegen {verb}
etw.Akk. probieren
iets proberen {verb}
etw.Akk. behaupten
iets beweren {verb}
etw.Akk. leihen [mieten]
iets huren {verb}
etw.Akk. tauschen
iets ruilen {verb}
etw.Akk. verstärken
iets versterken {verb}
etw.Akk. mieten
iets huren {verb}
etw.Akk. zumachen [ugs.]
dichtdoen iets {verb}
etw.Akk. entwickeln
iets ontwikkelen {verb}
etw.Akk. verschwenden
iets verkwisten {verb}
etw.Akk. beziehen [bekommen, erhalten, erwerben]
iets betrekken {verb} [laten komen, ontvangen, verkrijgen]
etw.Akk. naschen [Süßigkeiten verzehren]
iets snoepen {verb}
etw.Akk. anmachen [ugs.] [Gerät, Lampe, Ofen etc.]
iets aandoen {verb} [toestel, lamp, kachel etc.]
etw.Akk. beichten
iets biechten {verb}
etw.Akk. bekanntgeben
iets bekendmaken {verb}
etw.Akk. durchfließen
iets doorstromen {verb}
etw.Akk. polieren
iets polijsten {verb}
etw.Akk. überschätzen
iets overschatten {verb}
etw.Akk. wegradieren
iets uitgummen {verb}
etw.Akk. zerstören [verwüsten]
iets verwoesten {verb}
etw.Akk. aufschreiben
iets neerschrijven {verb}
etw.Akk. hinhalten [Gegenstand]
iets bijhouden {verb} [voorwerp]
etw.Akk. nachvollziehen [verstehen]
iets begrijpen {verb}
etw.Akk. vergeuden
iets vergooien {verb} [verkwisten]
iets verkwisten {verb}
etw.Akk. einblenden
iets inlassen {verb}TV
etw.Akk. emittieren
iets emitteren {verb}fys.milieu
etw.Akk. entfachen [entfesseln]
iets ontketenen {verb} [fig.]
etw.Akk. generieren [geh. oder fachspr.]
iets genereren {verb}
etw.Akk. möblieren
iets meubileren {verb}meubel
etw.Akk. raffinieren
iets raffineren {verb}
etw.Akk. übertreiben [übertrieben darstellen]
iets overtrekken {verb} [overdrijven, overdreven voorstellen]
etw.Akk. verdauen [auch fig.]
iets verteren {verb} [ook fig.]
etw.Akk. verlernen
iets verleren {verb}
etw.Akk. zücken
iets trekken {verb}
(etw.Akk.) fotokopieren
(iets) fotokopiëren {verb}
(etw.Akk.) moderieren
(iets) modereren {verb}TV
etw.Akk. abmachen [ugs.] [entfernen]
iets afhalen {verb} [verwijderen]
etw.Akk. abrasieren
iets afscheren {verb}
etw.Akk. absuchen
iets afzoeken {verb}
etw.Akk. abwenden
iets afwenden {verb}
etw.Akk. abwickeln [auch fig.: erledigen]
iets afwikkelen {verb} [ook fig.: afhandelen]
etw.Akk. aktualisieren
iets actualiseren {verb}
etw.Akk. amputieren
iets amputeren {verb}genees.
etw.Akk. anfliegen
iets aanvliegen {verb}luchtv.
etw.Akk. anhäufen
iets opeenhopen {verb}
etw.Akk. ansparen
iets opsparen {verb} [bij elkaar sparen]
etw.Akk. anspitzen [z. B. einen Bleistift]
iets scherpen {verb} [bijv. een potlood]
etw.Akk. asphaltieren
iets asfalteren {verb}bouwk.
etw.Akk. auffressen
iets opvreten {verb}
etw.Akk. auflisten
iets oplijsten {verb}
etw.Akk. aufrauen
iets scherpen {verb} [ruw maken]
etw.Akk. aufwischen
iets opdweilen {verb} [dweilend wegnemen]
etw.Akk. aufzählen
iets opsommen {verb}
etw.Akk. ausfechten
iets uitvechten {verb}
etw.Akk. aushalten
iets uithouden {verb}
etw.Akk. ausklappen
iets uitklappen {verb}
etw.Akk. auskosten
smullen van iets {verb} [fig.]
etw.Akk. ausnutzen
(ten volle) gebruik maken van iets {verb}
etw.Akk. ausnützen
(ten volle) gebruik maken van iets {verb}
etw.Akk. ausrollen
iets uitrollen {verb}
etw.Akk. beachten [Vorschrift etc.]
iets in acht nemen {verb} [regels enz.]
etw.Akk. besetzen
iets bemannen {verb}
etw.Akk. conchieren [Schokolade]
iets concheren {verb}gastr.
etw.Akk. drapieren
iets draperen {verb}
etw.Akk. durchblättern
iets doorbladeren {verb}
etw.Akk. durchkämmen [gründlich und systematisch durchsuchen]
iets uitkammen {verb} [zorgvuldig doorzoeken]
etw.Akk. durchpausen
iets overtrekken {verb} [de lijnen van iets natekenen op doorschijnend papier]
etw.Akk. durchschneiden
iets doorknippen {verb}
etw.Akk. einarbeiten
iets inwerken {verb}
etw.Akk. eindämmen
iets indammen {verb}
etw.Akk. einrichten [gründen, bilden, errichten]
iets oprichten {verb}
etw.Akk. einschalten
iets inlassen {verb}
etw.Akk. eintauchen
iets soppen {verb}
etw.Akk. eintippen
iets intypen {verb}
etw.Akk. einweichen
iets inweken {verb}
etw.Akk. entbeinen
iets ontbenen {verb}gastr.
etw.Akk. entladen
iets lossen {verb}transp.
etw.Akk. entleeren
iets ledigen {verb}
etw.Akk. erfüllen
voldoen aan iets {verb}
etw.Akk. ergründen
iets doorgronden {verb}
etw.Akk. ermöglichen
iets mogelijk maken {verb}
etw.Akk. erneuern
iets hernieuwen {verb}
etw.Akk. fladern [österr.] [ugs.]
iets stelen {verb}
etw.Akk. formalisieren
iets formaliseren {verb}
etw.Akk. formatieren
iets formatteren {verb}
etw.Akk. generalisieren
iets generaliseren {verb}
etw.Akk. genießen
smullen van iets {verb} [fig.]
etw.Akk. hinnehmen [akzeptieren]
iets accepteren {verb}
etw.Akk. horten
iets oppotten {verb}
etw.Akk. idealisieren
iets idealiseren {verb}
etw.Akk. indexieren
iets indexeren {verb}
etw.Akk. induzieren
iets induceren {verb}
etw.Akk. initiieren [geh.]
iets initiëren {verb}
nach oben | home© 2002 - 2024 Paul Hemetsberger | Impressum / Datenschutz
Dieses Deutsch-Niederländisch-Wörterbuch (Duits-Nederlands woordenboek) basiert auf der Idee der freien Weitergabe von Wissen. Mehr dazu
Links auf dieses Wörterbuch oder einzelne Übersetzungen sind herzlich willkommen! Fragen und Antworten
Werbung