|   Alle Sprachen   
EN   SV   IS   RU   RO   FR   IT   SK   NL   PT   FI   HU   ES   LA   NO   BG   HR   CS   DA   TR   PL   EO   SR   SQ   EL   BS   |   FR   SK   IS   ES   NL   HU   RO   PL   SV   NO   RU   FI   SQ   IT   DA   CS   PT   HR   BG   LA   EO   SR   BS   TR   EL

Duits-Nederlands woordenboek

Deutsch-Niederländisch-Übersetzung für: dem
  äöüß...
  Optionen | Tipps | FAQ | Abkürzungen

LoginRegistrieren
Home|New Website|About|Vokabeltrainer|Fachgebiete|Benutzer|Forum|Mitmachen!
Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch: dem

PRON   dem [Dativ] | der | dem | denen
NOUN   das Dem | die Deme
auf dem Hof
op het erf {adv}
auf dem Kopf
ondersteboven {adj} {adv}
auf dem Land
op het platteland {adv}
in de regio {adv} [op het platteland]
auf dem Lande
op het platteland {adv}
auf dem Sterbebett
op zijn / haar sterfbed {adv}
auf dem Submissionswege
bij aanbesteding {adv}
auf dem Verwaltungswege
langs administratieve wegen {adv}bestuur.
auf dem Weg
op weg {adv}
aus dem Stegreif
voor de vuist weg {adj} {adv}zeg.
Aus dem Weg!
Opzij!
Aan de kant!
dem Vernehmen nach
naar verluidt {adv}
entgegen dem Uhrzeigersinn
tegen de klok in {adj} {adv}
in dem Moment
op dat moment {adv}
mit dem Auto
met de auto {adv}toerismetransp.
nach dem Essen
na het eten {adv}
nach dem Sport
na het sporten {adv}
über dem Meeresspiegel
boven de zeespiegel {adv}geol.
unter dem Marktwert
beneden de marktwaarde {adv}
unter dem Meeresspiegel
onder de zeespiegel {adv}geol.
unter dem Weihnachtsbaum
onder de kerstboom {adv}
vor dem Essen
voor het eten {adv}
dem Erdboden gleichmachen
met de grond gelijk maken {verb}zeg.
ab (dem) 1. März
per 1 maart {adv}
eins nach dem anderen
een voor een {adv}
im / auf dem Submissionsweg
in aanbesteding {adv} [lopende procedure]bestuur.
in dem Maße, wie
naarmate {conj}
mit dem Rollstuhl zugänglich
rolstoeltoegankelijk {adj}
Wie dem auch sei, ...
Hoe het ook zij, ...
an dem Hause vorbeigehen
het huis voorbijgaan {verb}
auf dem Boden aufklatschen
met een smak op de grond belanden {verb}
auf dem Kopf stehen
op de kop staan {verb}
auf dem Laufenden sein
op de hoogte zijn {verb}zeg.
auf dem Mond leben [fig.]
achterlopen {verb}
auf dem Spiel stehen
op het spel staan {verb}zeg.
auf dem Trockenen sitzen [fig.]
op het droge zitten {verb}zeg.
auf dem Zahnfleisch gehen
op zijn tandvlees lopen {verb}zeg.
auf dem Zahnfleisch kriechen
op zijn tandvlees lopen {verb}zeg.
aus dem Koma erwachen
uit het coma bijkomen {verb}genees.
aus dem Konzept sein
van de kaart zijn {verb}zeg.
aus dem Ruder laufen [Idiom]
uit de hand lopen {verb} [idioom]
aus dem Süden sein
een zuiderling zijn {verb} [uit het zuiden van het land]
aus dem Urlaub zurückkommen
van vakantie terugkeren {verb}
van vakantie terugkomen {verb}
aus dem Weg gehen
ontlopen {verb}
aus dem Weg räumen
uit de weg ruimen {verb}
hinter dem Steuerknüppel sitzen
achter de knuppel zitten {verb}luchtv.
jdm. auf dem Kopf herumtanzen
iem. op de kop zitten {verb}zeg.
jdm. aus dem Weg gehen
iem. ontwijken {verb}
jdm./etw. aus dem Weg gehen
iem./iets uit de weg gaan {verb}
mit dem Auto fahren
met de auto rijden {verb}
mit dem Flugzeug reisen
met het vliegtuig reizen {verb}luchtv.toerisme
mit dem Lohn auskommen
met zijn loon uitkomen {verb}fin.
mit dem Zug fahren
met de trein gaan {verb}spoorw.
sich dem Ende zuneigen [geh.]
ten einde lopen {verb}
Aufenthalt {m} auf dem Lande
buitenverblijf {het} [het verblijven]
Chancen {pl} auf dem Arbeitsmarkt
arbeidsmarktkansen {mv}econ.werk
Lage {f} auf dem Arbeitsmarkt
arbeidsmarktsituatie {de}econ.werk
Platz {m} auf dem Siegerpodest
podiumplaats {de}sport
Urlaub {m} auf dem Bauernhof
vakantie {de} op de boerderijtoerisme
aus dem einen oder anderen Grund
om een of andere reden {adv}
Aus den Augen, aus dem Sinn.
Uit het oog, uit het hart.spreekw.
Die Kirche datiert aus dem 15. Jahrhundert.
De kerk dateert van de 15e eeuw.
drei Minuten vor dem Ende
drie minuten voor tijd {adv}sport
Ein Stück Brot in der Tasche ist besser, als eine Feder auf dem Hut.
Liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed.spreekw.
Es spukt in dem Haus.
Het spookt in het huis.
Es steht viel auf dem Spiel.
Er staat veel op het spel.zeg.
Etw. steht auf dem Spiel
Iets is ermee gemoeid
Ist die Katze aus dem Haus, tanzen die Mäuse auf dem Tisch.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.spreekw.
Lieber den Spatz in der Hand als die Taube auf dem Dach.
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.spreekw.
Man soll den Tag nicht vor dem Abend loben.
Je moet geen 'hei' roepen voordat je de brug over bent.spreekw.
zu dem Schluss kommen, dass ...
tot de conclusie komen dat ...
das Kind mit dem Bade ausschütten
het kind met het badwater weggooien {verb}spreekw.
ein Brett vor dem Kopf haben [ugs.]
een bord voor zijn kop hebben {verb} [omg.]
etw. / nichts auf dem Kerbholz haben
iets / niets op zijn kerfstok hebben {verb}zeg.
etw. unter dem Ladentisch verkaufen / kaufen [fig.]
iets onder de toonbank verkopen / kopen {verb} [fig.]zeg.
jdm. wie aus dem Gesicht geschnitten sein
uit iemands aangezicht gesneden zijn {verb}zeg.
jdn. auf dem Laufenden halten (über etw.) [Idiom]
iem. op de hoogte houden (van iets) {verb} [idioom]
mit dem falschen Bein aufstehen
met het verkeerde been uit bed stappen {verb}zeg.
mit dem falschen Fuß aufstehen [Idiom]
met het verkeerde been uit bed stappen {verb} [idioom]
mit dem Hund Gassi gehen [ugs.]
de hond uitlaten {verb}
mit dem Kopf gegen die Wand laufen
met de kop tegen de muur lopen {verb}zeg.
met het hoofd tegen de muur lopen {verb}zeg.
mit dem Kopf gegen die Wand rennen
met de kop tegen de muur lopen {verb}zeg.
met het hoofd tegen de muur lopen {verb}zeg.
mit dem linken Fuß aufstehen [Idiom]
met het verkeerde been uit bed stappen {verb} [idioom]
mit dem Rücken zur Wand stehen
met de rug tegen de muur staan {verb}zeg.
nicht aus dem Haus gehen können
niet van huis kunnen {verb}zeg.
sich aus dem Staub machen
zijn biezen pakken {verb}zeg.
sich aus dem Staub machen [ugs.]
oprotten {verb}zeg.
sich gleichen wie ein Ei dem anderen
als twee druppels water op elkaar lijken {verb}
sich vor dem Regen schützend unter einen Baum stellen
voor de regen schuilen onder een boom {verb}
auf dem Kopf stehendes Fragezeichen {n} [¿]
omgekeerd vraagteken {het} [¿]publ.taal.
Nachbar {m} aus dem oberen Stockwerk
bovenbuur {de}
Auf dem schwarzen Berg
De zwarte heuvel [Bruce Chatwin]lit.F
Aus dem Tagebuch einer Schnecke [Günter Grass]
Uit het dagboek van een slaklit.F
Mord auf dem Golfplatz
Moord op de golflinks [Agatha Christie]lit.F
Nahe dem Leben
Op de drempel van het leven [Ingmar Bergman]filmF
Tischlein deck dich, Goldesel streck dich und Knüppel aus dem Sack [Brüder Grimm]
Tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zaklit.F
nach oben | home© 2002 - 2023 Paul Hemetsberger | Impressum / Datenschutz
Dieses Deutsch-Niederländisch-Wörterbuch (Duits-Nederlands woordenboek) basiert auf der Idee der freien Weitergabe von Wissen. Mehr dazu
Links auf dieses Wörterbuch oder einzelne Übersetzungen sind herzlich willkommen! Fragen und Antworten
Werbung