|   Alle Sprachen   
EN   SV   IS   RU   RO   FR   IT   SK   NL   PT   FI   LA   ES   HU   NO   BG   HR   CS   DA   TR   PL   EO   SR   SQ   EL   BS   |   FR   SK   IS   ES   NL   HU   RO   PL   SV   NO   RU   FI   SQ   IT   DA   CS   PT   HR   BG   LA   EO   SR   BS   TR   EL

Duits-Nederlands woordenboek

Deutsch-Niederländisch-Übersetzung für: eine
  äöüß...
  Optionen | Tipps | FAQ | Abkürzungen

LoginRegistrieren
Home|New Website|About|Vokabeltrainer|Fachgebiete|Benutzer|Forum|Mitmachen!
Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch: eine

eine
eentje {pron}
een
ene
eine Weile
efkes {adv} [BN]
eine Menge {f}
een hoop {de}
eine Zeitung beziehen
geabonneerd zijn op een krant
eine Abkürzung nehmen
binnendoor gaan {verb} [langs een afgekorte weg]
eine Anspielung machen
een toespeling maken {verb}
eine Ansprache halten
speechen {verb}
toespreken {verb} [speechen]
eine Beschwerde einreichen
een klacht indienen {verb}
eine Bombe entschärfen
een bom onschadelijk maken {verb}
een bom ontmantelen {verb}mil.wapens
eine Diskussion entfachen
een discussie uitlokken {verb}
eine Essenspause einlegen
schaften {verb}
eine Fahne schwingen
een vlag zwaaien {verb}
eine Fahrgemeinschaft bilden
carpoolen {verb}verk.
eine Familie gründen
een gezin stichten {verb}
eine Gemeinde verwalten
een gemeente besturen {verb}pol.
eine Kerze ausblasen
een kaars uitblazen {verb}
eine Klage einreichen
een klacht indienen {verb}recht
eine Klasse wiederholen
een jaar overdoen {verb}
eine Kur machen
kuren {verb}genees.
eine Lösung bieten
uitkomst bieden {verb}
eine Meise haben [ugs.]
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]
eine Panne haben
pech krijgen {verb}auto
eine Pause einlegen
een pauze inlassen {verb}
eine Prüfung bestehen
voor zijn examen slagen {verb}
eine Rakete starten
een raket lanceren {verb}
eine Rechnung erstellen
een rekening opmaken {verb}handel
eine Rechnung machen
een rekening opmaken {verb}handel
eine Rechnung quittieren
een factuur voor voldaan tekenen {verb}
eine Rede halten
speechen {verb}
toespreken {verb} [speechen]
eine Reise machen
een reis maken {verb}
eine Resolution annehmen
een resolutie aannemen {verb}
eine Rolle spielen [fig.]
ter zake doen {verb} [belangrijk zijn]
eine Runde aussetzen
een beurt overslaan {verb}spellen
eine Runde drehen
een blokje omgaan {verb}
eine Schuld begleichen
een schuld voldoen {verb}
een schuld betalen {verb}
eine Schuld bezahlen
een schuld afdoen {verb}
een schuld voldoen {verb}
een schuld betalen {verb}
een schuld aanzuiveren {verb}
eine Schuld entrichten
een schuld afdoen {verb}
een schuld voldoen {verb}
een schuld betalen {verb}
eine SMS versenden
sms'en {verb}
eine Sprache beherrschen
een taal machtig zijn {verb}taal.
eine Sprache erlernen
een taal leren {verb}taal.
eine These aufstellen
een stelling poneren {verb}
eine Tour machen
toeren {verb}
eine Träne wegwischen
een traan wegvegen {verb}
eine Tür aufbrechen
een deur openbreken {verb}
eine Umfrage durchführen
een peiling houden {verb}
eine Unterschrift leisten
een handtekening zetten {verb}
eine Urkunde ausfertigen
een akte opmaken {verb}
eine Urkunde ausstellen
een akte opmaken {verb}
eine Verabredung treffen
een afspraak maken {verb}
eine Vereinbarung treffen
een akkoord bereiken {verb}
eine Wahl treffen
een keuze maken {verb}
eine Wette abschließen
een weddenschap sluiten {verb}
eine Zigarette anzünden
een sigaret opsteken {verb}
jdm. eine Lehre erteilen
iem. de les lezen {verb}zeg.
jdm. eine Lehrstunde erteilen
iem. de les lezen {verb}zeg.
jdm. eine Lektion erteilen
iem. de les lezen {verb}zeg.
eine ganze Reihe {f}
een hele reeks {de}
eine gute Partie {f} [Ehepartner]
een goede partij {de} [huwelijkspartner]
eine Handvoll {f} Menschen
een handjevol {het} mensen
eine schlimme Sache {f}
een kwalijke zaak {de}
eine Minute vor Schluss
een minuut voor tijd {adv}
Ich habe eine Idee.
Ik heb een idee.
Zeit für eine Kursänderung
het roer moet omzeg.
bei etw. eine Rolle spielen
een rol spelen bij iets {verb}
eine abwartende Haltung einnehmen
een afwachtende houding aannemen {verb}
de boot afhouden {verb} [fig.] [afwachten]zeg.
eine Diskussion über etw. anfangen
een discussie aangaan over iets {verb}
eine feste Freundin haben
een vaste verkering hebben {verb} [vriendin]
eine gute Figur machen
een goede beurt maken {verb}zeg.
eine Lanze für jdn./etw. brechen [Idiom]
een lans breken voor iem./iets {verb} [idioom]
eine Nachricht empfangen haben
een bericht ontvangen hebben {verb}
eine ruhige Kugel schieben [ugs.]
dimmen {verb} [omg.]
eine Schraube locker haben
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]
eine Tasse Kaffee trinken
een kopje koffie drinken {verb}
eine Vorliebe für jdn./etw. haben
een voorkeur voor iem./iets hebben {verb}
eine Zeitung abonniert haben
geabonneerd zijn op een krant {verb}
etw. auf eine Spule wickeln
iets op een spoel winden {verb}
jmd. eine Hilfe sein
iem. tot steun zijn {verb}
sichDat. eine Hintertür offenhalten [Idiom]
een slag om de arm houden {verb} [idioom]
sichDat. eine Hintertür offenlassen [Idiom]
een slag om de arm houden {verb} [idioom]
sichDat. eine Meinung bilden
een mening vormen {verb}
sichDat. eine Verletzung zuziehen
lichamelijk letsel oplopen {verb}
Abonnement {n} auf eine Zeitung
abonnement {het} op een krant
eine Welt {f} für sich
een wereld {de} op zichzelf
(so) leicht wie eine Feder
(zo) licht als een veertje {adv}zeg.
Das ist eine temporäre Erscheinung.
Dat is van voorbijgaande aard.
Das war eine schwere Geburt. [ugs.] [Redewendung]
Het was een zware bevalling. [zeg.]
Ein Stück Brot in der Tasche ist besser, als eine Feder auf dem Hut.
Liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed.spreekw.
Eine Hand wäscht die andere.
Ene hand wast de andere.spreekw.
nach oben | home© 2002 - 2024 Paul Hemetsberger | Impressum / Datenschutz
Dieses Deutsch-Niederländisch-Wörterbuch (Duits-Nederlands woordenboek) basiert auf der Idee der freien Weitergabe von Wissen. Mehr dazu
Links auf dieses Wörterbuch oder einzelne Übersetzungen sind herzlich willkommen! Fragen und Antworten
Werbung