|   All Languages   
EN   SV   IS   RU   RO   FR   IT   SK   NL   PT   FI   LA   ES   HU   NO   BG   HR   CS   DA   TR   PL   EO   SR   SQ   EL   BS   |   FR   SK   IS   ES   NL   HU   RO   PL   SV   NO   RU   FI   SQ   IT   DA   CS   PT   HR   BG   LA   EO   SR   BS   TR   EL

Engels-Nederlands woordenboek

Dutch-English translation for: take
  ëéïö...
  Options | Tips | FAQ | Abbreviations

LoginSign Up
Home|New Website|About|Vocab Trainer|Subjects|Users|Forum|Contribute!
English-Dutch Dictionary: take

NOUN   a take | takes
VERB  to take | took | taken
taking | takes
to take
nemen
pakken
brengen
aannemen
to take [to last]
duren
to take after sb.
naar iem. aarden
to take along
meenemen
to take apart
demonteren
to take away
afpakken
weghalen
wegnemen
to take down
neerhalen [neerschieten]
to take effect
ingaan
to take measures
maatregelen nemen
maatregelen treffen
to take off
startenluchtv.
opstijgenluchtv.
to take off [clothes]
uitkleden
uitdoen [kleren]
uittrekken [kleren]
to take off [to remove]
weghalen
to take on [accept, assume responsibility etc.]
op zich nemen [verantwoordelijkheid]
to take out [remove]
uitnemen
to take over
overnemen
to take part
meedoen
to take place
geschieden
plaatsvinden
plaats hebben
to take sb. prisoner
iem. gevangennemen
to take shelter
schuilen
to take up
innemen
take-off
opstijgen {het}luchtv.
to take a break
een pauze inlassen
to take a decision [Br.]
een besluit nemen
to take a hike [sl.]
zich wegscheren [omg.]
to take a nap
dutten
een dutje doen
to take a photograph
fotograferenfoto.
een foto makenfoto.
to take a seat
zich neerzetten [gaan zitten]
to take advantage of
voordeel hebben bij
to take by surprise
overrompelen
to take care of
letten
zorgen
verzorgen
to take legal action
aanklacht indienenrecht
een geding aanspannenrecht
to take part in
deelnemen aan
to take part in sth.
aan iets deelnemen
to take pride in
trots zijn op
to take sb. into custody
iem. in hechtenis nemen
to take sb. to court
een rechtszaak aanspannen tegen iem.recht
to take some doing
veel voeten in de aarde hebbenzeg.
to take turns doing sth.
om de beurt iets doen
to take a day off
een dag vrij nemen
to take a doctoral degree
doctorerenopl.
to take an interest in
belang stellen in
to take off one's clothes
zich uitkleden
to take one's own life
zich van het leven beroven
to take sb. for a ride [fig.] [coll.]
iem. besodemieteren [omg.] [NN]
to take up an offer
een aanbod aannemen
Can I take a message for him / her?
Zal ik hem / haar iets doorgeven?
How long will it take ... ?
Hoe lang zal het duren ... ?
Take care of the pennies and the pounds will take care of themselves.
Acht is meer dan duizend.spreekw.
to be able to take a hit [also fig.]
tegen een stootje kunnen [ook fig.]
back to top | home© 2002 - 2024 Paul Hemetsberger | contact / privacy
Dutch-English online dictionary (Engels-Nederlands woordenboek) developed to help you share your knowledge with others. More information
Links to this dictionary or to single translations are very welcome! Questions and Answers
Advertisement