|   Alle Sprachen   
EN   SV   IS   RU   RO   FR   IT   SK   NL   PT   FI   LA   ES   HU   NO   BG   HR   CS   DA   TR   PL   EO   SR   SQ   EL   BS   |   FR   SK   IS   ES   NL   HU   RO   PL   SV   NO   RU   FI   SQ   IT   DA   CS   PT   HR   BG   LA   EO   SR   BS   TR   EL

Duits-Nederlands woordenboek

Deutsch-Niederländisch-Übersetzung für: te
  äöüß...
  Optionen | Tipps | FAQ | Abkürzungen

LoginRegistrieren
Home|New Website|About|Vokabeltrainer|Fachgebiete|Benutzer|Forum|Mitmachen!
Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch: te

te {adv}
zu
tellurium {het} <Te>
Tellur {n} <Te>chem.mineral.
telluur {het} <Te>
Tellur {n} <Te>chem.mineral.
des te [+comparatief]
umso [+Komparativ]
desto [+Komparativ]
te huur
zu vermieten
te koop {adj}
zu verkaufen
verkäuflich
te pletter {adj} {adv}
kaputt [ugs.]
te voet {adj} {adv}
zu Fuß
te zwaar {adj}
übergewichtig
woonachtig te
wohnhaft in
dienen te {verb} [moeten]
müssen
Anna te Drieën
Anna selbdrittkunstrelig.
des te beter {adv}
umso besser
desto besser
eens te meer {adv}
abermals
einmal mehr
wieder einmal
geboren te Amsterdam {adj}
in Amsterdam geboren
gemakkelijk te onthouden {adj}
einprägsam
iets komt te vervallen [bijv. les]
etw. fällt aus [z.B. Unterrichtsstunde]
niet hoeven te [+infinitief]
nicht müssen zu [+Infinitiv]
niet te verontschuldigen {adj}
unentschuldbar
te allen tijde {adv}
immerzeg.
jederzeitzeg.
te voet bereikbaar {adj}
zu Fuß erreichbar
veel te dik {adj} {adv}
viel zu dick
veel te dun {adj} {adv}
viel zu dünn
veel te gewoon {adj} {adv}
viel zu gewöhnlich
veel te goed {adj} {adv}
viel zu gut
veel te groot {adj} {adv}
viel zu groß
veel te jong {adj} {adv}
viel zu jung
veel te klein {adj} {adv}
viel zu klein
veel te kort {adj} {adv}
viel zu kurz
veel te lang {adj} {adv}
viel zu lang
veel te langzaam {adj} {adv}
viel zu langsam
veel te oud {adj} {adv}
viel zu alt
veel te saai {adj} {adv}
viel zu langweilig
veel te slecht {adj} {adv}
viel zu schlecht
veel te snel {adj} {adv}
viel zu schnell
veel te veel {adj} {adv}
viel zu viel
veel te weinig {adj} {adv}
viel zu wenig
iem. noodzaken iets te doen {verb}
jdn. zu etw. veranlassen
iem. te hulp schieten {verb}
jdm. zur Hilfe eilen
iem. te kakken zetten {verb} [vulg.]
jdn. lächerlich machen
iem. te lijf gaan {verb}
jdm. zu Leibe gehen [veraltet]zeg.
iem. te pakken nemen {verb}
jdn. zum Besten haben / haltenzeg.
iem. te schande maken {verb}
jdn. beschämen
iem./iets te pakken krijgen {verb}
jdn./etw. erwischen [ugs.]
iets blijken te zijn {verb}
sich als etw. herausstellen
iets te berde brengen {verb} [idioom]
etw.Akk. zur Sprache bringen [Redewendung]
iets te gelde maken {verb}
etw. zu Geld machen
iets te grabbel gooien {verb}
etw. zum Fenster hinauswerfenzeg.
iets te kijk zetten {verb}
etw. zur Schau stellen
iets te pletter slaan {verb}
etw. zerschmettern
iets te voet afleggen {verb}
etw. zu Fuß zurücklegen [Strecke]
iets weten te waarderen {verb}
etw. zu schätzen wissen
niet hoeven te {verb} [+infinitief]
nicht (zu) [+Infinitiv] brauchen / müssen
te beurt vallen {verb}
zuteilwerden
te binnen schieten {verb}
einfallen [sich erinnern]
te kennen geven {verb}
zu erkennen geben
kundgeben [geh.]
te laat komen {verb}
sich verspäten
zu spät kommen
te pakken krijgen {verb}
einfangen
te pletter vallen {verb}
zerschellen
te voet gaan {verb}
zu Fuß gehen
te voorschijn komen {verb}
zum Vorschein kommen
auftreten [zum Vorschein kommen]
te werk gaan {verb}
verfahren [vorgehen]
te weten komen {verb}
herausfinden
weigeren te accepteren {verb}
die Annahme verweigeren
zitten te frunniken {verb}
herumfummeln
te hoge snelheid {de}
überhöhte Geschwindigkeit {f}verk.
bereid om te helpen {adj}
hilfsbereit
gereed om te betrekken {adj} {adv}
bezugsfertig
iets is te wijten aan iets
etw. ist auf etw. zurückzuführen
niet mis te verstaan {adj}
unmissverständlich
om eerlijk te zijn {adv}
ehrlich gesagt
Om eerlijk te zijn ...
Um ehrlich zu sein, ...
om mee te nemen {adj} [achtergeplaatst]
zum Mitnehmen [nachgestellt]
om zo te zeggen {adv}
sozusagen
het te bont maken {verb} [fig.]
es zu bunt treiben [fig.]zeg.
het te pakken hebben {verb} [verliefd zijn]
verliebt seinzeg.
iem. ertoe brengen iets te doen {verb}
jdn. veranlassen, etw. zu tun
met iets te maken hebben {verb}
mit etw. zu tun haben
niets te wensen overlaten {verb}
nichts zu wünschen übrig lassenzeg.
op iets zitten te broeden {verb} [fig.]
über etw. brüten [intensiv nachdenken; grübeln]zeg.
popelen om iets te doen {verb}
darauf brennen, etw. zu tun
ruzie beginnen te maken {verb}
einen Streit vom Zaun brechen [Idiom]
te danken hebben aan {verb}
verdanken
te veel vragen van iem. {verb}
jdn. überfordern
zich te pletter rijden {verb}
sich totfahren
zich te pletter schrikken {verb}
sich zu Tode erschrecken
zich te pletter vervelen {verb}
sich zu Tode langweilen [ugs.]
zich te pletter werken {verb}
sich zu Tode schuften [ugs.]zeg.
zich weten te helpen {verb}
sich zu helfen wissen
koper {de} te goeder trouw
gutgläubiger Erwerber {m}recht
Käufer {m} in gutem Glaubenrecht
nach oben | home© 2002 - 2024 Paul Hemetsberger | Impressum / Datenschutz
Dieses Deutsch-Niederländisch-Wörterbuch (Duits-Nederlands woordenboek) basiert auf der Idee der freien Weitergabe von Wissen. Mehr dazu
Links auf dieses Wörterbuch oder einzelne Übersetzungen sind herzlich willkommen! Fragen und Antworten
Werbung